:In dat verslag vinden we de volgende omschrijving:
“De
Japanse
Hoso
komt
voor
als
een
Glasgow
Don
in
miniatuur,
dus
met
een
halve
maanvorm
of
een
halve
cirkel. De
staart
komt
van
onder
het
vogelstokje
vandaan,
de
schouders
zijn
smal,
nauwelijks
breder
dan
de
hals,
een
zeer
fijne
slangenkop
die
nooit
te
veel
vooruithangt
en
zeker
niet
lager
dan
de
schouders.
De
Japanse
Hoso
bezit
een
lange
hals
en
een
cilindrisch
lichaam.
Wat
de
vleugels
betreft,
die
zijn
lang,
goed
bij
het
lichaam
aangesloten,
met
onzichtbare
hechtingspunten.
De
staart
heeft
lichtjes
de
vorkvorm
en
een
lengte
in
evenredigheid
met
het
lichaam.
De
poten
zijn
lichtjes
gebogen
en
de
dijen
zijn
zichtbaar.
De
bevedering
moet
goed
vast
aan
het
lichaam
kleven
om
de
vorm
van
de
vogel
niet
te
vervalsen,
ondanks
het
feit
dat
een
zeer
lichte
krulling
op
de
borst
niet
kan
beschouwd
worden
als
een
grote
fout.
De
grootte
is
één
van
de
voornaamste
eigenschappen
van
het
ras
en
kan
niet
veel
meer
bedragen
dan
11,50
cm.
De
Japanse
Hoso
kan
voorkomen
in
lipochroom,
melanine
of
gevlekt.
Het
geven
van
kunstmatige
kleuren
wordt
energiek
onderdrukt. We trachten vogels met volmaakte vorm te kweken, maar we willen ze niet kleuren als clowns.”
De kweek
van
1973
bestond
uit
een
100-tal
jonge
vogels.
Uit
deze
vogels
werd
er
een
streng
selectie
overgehouden,
zonder
uitzondering.
Enkel
de
grootte,
de
een
was
iets
groter
dan
de
andere.
Alle
vogels
moesten
over
dezelfde
eigenschappen
beschikken
namelijk
naar
vorm
(fijn,
smal)
en
houding
(cirkelvormig)
toe.
Op
de
wereldkampioenschappen
C.O.M.
te
Antibes,
Frankrijk
in
januari
1974
werden
de
eerste
Japan
Hoso’s voorgesteld.
Als standaard werden volgende rubrieken aangevoerd:
I
n
1977
werd
dan
eindelijk
de
Japanse
Hoso,
of
kortweg
Japan
Hoso
erkend.
Naar
aanleiding
van
de
wereldkampioenschappen
C.O.M.
te
Roeselare,
schreef
dhr.
Gontran
Huysman
in
het
A.O.B.tijdschrift
van
juni
1987:
“Uitstekende Belgische prestaties van het niet bijzonder populaire ras maar met een onbetwistbare charme.”
Maar in hetzelfde artikel sprak hij toen reeds zijn bezorgdheid uit over de “grootte” van het vogeltje. “Nog
kleiner zou kunnen leiden tot verbreding van de schouders, vollere romp en verlies van elegantie.” Wanneer
dhr.
Gontran
Huysman
het
O.M.J.-secretariaat
doorgaf
aan
zijn
opvolger,
liet
hij
niet
alleen
een
goed
geordend
secretariaat achter maar ook een gulden stelregel, namelijk dat, bij de evolutie van een ras, enkel het
land dat de O.M.J.erkenning van een ras bekomen had, aanpassingen kon doorvoeren.