De beroemde schrijver Kyokutei Bakin (leefde van 1767 tot 1848 en werd beschouwd als de grootmeester in het schrijven van yomihom’s of leesboeken waarvan “Biografieën van acht honden.” de belangrijkste is met 106 boeken) maakte reeds aantekeningen over het kweken van dergelijke vogeltjes. In een schilderij van de houtsnedekunstenaar Katsushika Hokusai (leefde van 1760 tot 1849) verschenen de eerste afbeeldingen van onze kanarievogeltjes. In een manuscript van april 1882 vinden we de eerste geschreven bewijzen van invoer uit Europa. Deze vogels waren tot 3x groter dan de tot nu toe in Japan gehouden vogeltjes. In een verklarend manuscript van Tokyo Bunjiro Yamada, een vogelhandelaar, lezen we dat de fijnste vogeltjes (vrij vertaald: boete-kanarie’s) gekocht werden voor maar liefst 75 Yen het paar van zeelieden die aangemeerd lagen in Nagasaki (ligt in het uiterste zuiden van Japan).
Omstreeks hetzelfde tijdstip werd er in de haven van Yokohama (ligt ongeveer in het midden van Japan) een heel ander type van kanarie ingevoerd namelijk een vrij lange maar dunne kanarie en we mogen met vrij grote zekerheid aannemen dat het hier gaat om het Glasgow Don -type. Op 16 augustus 1896 volgde dan de eerste tentoonstelling Vanaf 1900 was er een steeds groeiende belangstelling voor het gebogen vogeltje. Meer en meer gingen er zich kwekers groe­peren met name in Tokio, Kyoto (beiden gelegen aan de oostkust) en Niigata (gelegen aan de westkust) en die gingen zich op hun beurt verenigen in 2 nationale belangengroepen met namen: “Japanse Fe­deratie Hoso-kin Kanarie” en de “Japanse Federatie Fijne Halve Maan Kanarie”.
Met de komst van de sumoworstelaar Kata Kiyomi werden de eerste stappen naar een bewuste kweek van deze beide kanaries ingezet. Voor de boete- kanarie was dat dan vooral naar nog fijnere vogeltjes met een gebogen houding. Merkwaardig genoeg gebruikt dhr. Kiyomi hiervoor een eigen gekuifde man, we mogen aannemen een “Lancashire Copy”-type en popjes die hij gekocht had bij dhr. Nakamura. Verder weten we uit verschillende bronnen dat de grootte van de in Japan gekweekte “Lancashire”-type steeds meer moest inboeten bij de uit Engeland ingevoerde Lancashire’s.
De heren Hyôe Imamura met een voorliefde voor de “Hoso-O” of grote hoso en Kenzo Nakamura die het dan meer had voor de “Unosuke” of éénkleurig hal­ve-maan-kanarie lieten zich dan opmerken als grote bezielers. Er doken vanaf toen heel wat namen op. Zo sprak men van de boetekanarie of Tokyo, genoemd naar de stad Tokio (deze vogel had een opvallende rechte houding met een klein kopje op een lange hals) en de echigo-kanarie of Niigata, naar één van de grootste steden van Japan in de provincie Echigo (dit type was niet uitgesproken fijn maar had een duidelijke gebogen houding). Maar ook voor de “kanarie met gekrulde veren” (later bij ons gekend als de Makige, over de oorsprong van deze vogel is er heel weinig geweten) was er meer en meer belangstelling.
In 1956 kwamen beide federaties samen en besloten om te fusioneren met de nieuwe naam: Japanse Federatie voor Kanaries met Stijl. Dat in tegenstelling uiteraard met de zangkanaries en de kleurkanaries. Onder de leiding van hun eerste voorzitter dhr. Kitaro Murano werd er een bestuur samengesteld uit beide opgedoekte federaties. Dat werden de heren Kogas­aki Masao en Kiyoshi Omori. Wie hier zeker niet mocht ontbreken was dhr. Kenzo Nakamura of met zijn kwekers naam Kiyoshi Hosei. Hij was de bezieler van de Japanse Fijne Kanarie met een grote voorliefde voor de hoso’ s in de 3 lipochroom kleuren: geel, rood en wit. Naast het vastleggen van een tentoonstellingsregle­ment, geldig voor alle organisatoren werd er ook een standaard opgesteld voor de Japanse Fijne kanarie.